Na de indienststelling in 1939 werd
gelijk een aantal sleepreizen uitgevoerd. Omdat er toen al sprake
was van politieke spanning en oorlogsdreiging was het noodzakelijk
duidelijk op de romp de naam van het schip en de nationaliteit aan
te brengen. Op 15 juli 1939 vertrok de ‘Hudson’ met een baggermolen
via Port Saïd naar Beira en via Kaapstad kwam zij op 05 december
1939 weer terug in haar thuishaven. Na nog enkele reisjes naar
Gothenburg, Duinkerken, Oran en Malmö kwam het schip op 05 april
1940 wederom in haar thuishaven aan om op 16 april 1940 te
vertrekken naar Algiers om voor Franse rekening een sleepreis uit te
voeren met een drijvende kraan, een bak en een havensleepbootje met
bestemming Dakar. Ter hoogte van Casablanca ontving marconist
Wijnholt het bericht, dat op 10 mei 1940 Nederland was
binnengevallen door Duitse troepen en zich in oorlog bevond en de
zijde had gekozen van de geallieerden. Na scheepsraad te hebben
gehouden met 1e stuurman A.J. Vlielander en 1e
machinist J. de Vries, werd door kapitein Weltevreden besloten door
te varen naar Dakar, onkundig van het feit, dat deze haven zich na
de capitulatie van Frankrijk had aangesloten bij de Vichy-regering
van generaal Petain. De Vichy-gezinde Franse marine en
landstrijdkrachten hadden zich onder gouverneur Boisson tegen de
geallieerden gekeerd. Na het afleveren van de sleep werd de ‘Hudson’
in beslag genomen. Een fel protest tegen de inbeslagname mocht niet
baten en uit voorzorg werden door de Fransen de verstuivers uit de
hoofdmotor gehaald om te voorkomen, dat de Hudson zou ontsnappen. Ze
hadden er geen rekening mee gehouden, dat de Nederlandse zeeslepers
reserveonderdelen aan boord hadden, waaronder een dubbele set
verstuivers. Onder bescherming van de duisternis gelukte het de’
Hudson’ te ontsnappen en koers te zetten naar Freetown in Sierra
Leone, een belangrijke konvooihaven voor de geallieerde
oorlogsvoering. In de haven van Freetown lag ook de sleepboot’
Donau’ onder bevel van kapitein Penning. De ‘Hudson’, nu in dienst
van het Britse Ministry of Shipping, werd samen met de ‘Donau’,
ingezet voor werkzaamheden in de haven van Freetown en het opvangen
van konvooien.
|
Tijdens haar stationsdienst in
Freetown kreeg de’ Hudson’ orders op te stomen naar het Engelse
slagschip HMS ‘Resolution’, welke op 25 september 1940 door een
torpedotreffer van de Vichy-onderzeeboot ‘Bezeviers’
aanzienlijke schade had opgelopen. |
 |
Na 48 uur varen had de ‘Hudson’
het slagschip bereikt en een sleepverbinding tot stand gebracht
met het licht slagzij makende schip. De machines werkten nog
wel, maar meer dan 4 tot 5 mijl kon er niet worden gemaakt. Het
weer was intussen slechter geworden en de ‘Hudson’ met haar 600
pk maakte niet veel vaart meer. Door de Franse
patrouillevaartuigen ‘President Houduce’ en de ‘Vaillant’ werd
de directe omgeving 48 uur bestookte met dieptebommen, zodat de
vijand geen kans meer kreeg het slagschip het genadeschot te
geven. Op 30 september was de slagzij weer toegenomen en werd
door de ‘Donau’ bergingspompen overgezet en het schip veilig
binnengebracht.
Zonder de inspanning van de
Hudson en haar bemanning zou het slagschip ‘Resolution’ voor
de geallieerden zeker verloren zijn gegaan. Captain O. Bevir
van de ‘Resolution’ betuigde zijn dank voor de prestaties
van de Nederlandse slepers en overhandigde als herinnering
een kanonstop, welke op de ‘Hudson ‘nog steeds te bewonderen
is. |
|
 |
Op 21 oktober 1940 voer de’
Hudson’ uit om de ‘Donau’ te assisteren met het slepen van de
getorpedeerde tanker ‘British Mariner’ en deze werd veilig de
haven van Freetown binnen gebracht. Vanuit Gibraltar werd het
Britse hospitaalschip ‘Empire Beechwood’ veilig binnen gebracht.
Eind augustus 1942 maakte de Hudson twee reizen in
konvooiverband naar de Middellandse Zee. De ’Hudson’ en de
’Schelde’ sleepten in 1943 het Britse vrachtschip ‘Fort Pakoyac’
van Gibraltar naar Milfordhaven, niet lang daarna werd de
‘Hudson’ te Algiers gestationeerd. |
Nadat Algiers op 17 juli 1943 door de
geallieerden was bezet, werd deze havenstad ingeschakeld als
bevoorradingsplaats van de troepen. Toen een konvooi munitieschepen
in de haven lag te lossen, werd een der schepen door een Duits
vliegtuig aangevallen. Dit schip de ‘Fort Confidence’ was geladen
met duizenden tonnen springstof en vloog in brand, voortdurend
vonden er explosies aan boord plaats.
|
 |
Nadat Algiers op 17 juli 1943 door
de geallieerden was bezet, werd deze havenstad ingeschakeld als
bevoorradingsplaats van de troepen. Toen een konvooi
munitieschepen in de haven lag te lossen, werd een der schepen
door een Duits vliegtuig aangevallen. Dit schip de ‘Fort
Confidence’ was geladen met duizenden tonnen springstof en vloog
in brand, voortdurend vonden er explosies aan boord plaats.
Kapitein Weltevreden kreeg de opdracht deze brandende bom naar
open zee te slepen, omdat het Britse hospitaalschip ‘Lady
Nelson’ en het Amerikaanse troepenschip ‘P 24’in de buurt
ernstig gevaar liepen. |
De ‘Hudson’ bracht eerst de ‘P24’en
daarna de ‘Lady Nelson’in veiligheid, daarna werd er vastgemaakt op
de brandende ‘Fort Confidence’ met drie trossen en zag de ‘Hudson’
kans het schip naar buiten te slepen. Nog steeds vonden er explosies
plaats.
|
 |
Toen de ‘Hudson’ met haar sleep de kop
van de buitenpieren was gepasseerd, brandden de trossen door. De
Engelse destroyer ‘Paladin’ slaagde erin een staaldraad vast te
maken op de ankers van de ‘Fort Confidence’, de ankerketting slipte
echter en weer was het de beurt aan de ‘Hudson’, die matroos
Fillekes en olieman Hansen aan boord van het als een fakkel
brandende vrachtschip kon overzetten om een tweede sleepverbinding
tot stand te brengen, ook deze brandden door en de ‘Hudson’ maakte
nu vast op de ‘Paladin’. Na samen gesleept te hebben braken de
trossen opnieuw. Opnieuw kwam de ‘Hudson’ in actie en wist voor de
derde maal vast te maken op de ankerketting, wederom brak de tros en
kwam in de schroef van de ‘Hudson’. Het gelukte de schroef vrij te
krijgen en werd er voor de vierde maal verbinding gemaakt. Nu
slaagde men erin het brandende schip een aantal mijlen uit de haven
van Algiers te slepen, de tros werd gekapt en twintig minuten later
vloog de ‘Fort Confidence’ de lucht in en was Algiers voor een ramp
bewaard.
In maart 1944 lag de ‘Hudson’
afgemeerd in Portsmouth. Alle sleepboten die betrokken zouden worden
bij de landingen in Normandië werden naar deze haven gedirigeerd.
Aan de grote invasie op de 6e juni 1944 waren zeer veel
voorbereide werkzaamheden verbonden. Vanuit Portsmouth werd koers
gezet naar Southend aan de Thames waar de loods aan boord kwam om
het schip in de Tilbury Docks af te leveren. Vanuit hier moesten de
sleepboten de volgende dag vertrekken en wachten op de caissons, die
naar Dungeness moesten worden gesleept.
 |
 |
De Phoenix caissons waren 40 meter
lang, vijftien meter breed en 10 meter hoog. Ze waren voorzien van
een houten accommodatie en luchtafweergeschut. Ook waren er nog
grotere exemplaren van 60 meter lang, die gesleept werden door de
grotere sleepboten zoals de ‘Zwarte Zee’ en de ‘Thames’. In totaal
werden er 146 betonnen caissons versleept. De transporten vonden
elke dag en meestal ‘s nachts plaats van begin april tot half mei en
werden beschermd door jachtvliegtuigen. Ze waren bestemd voor de
aanleg van kunstmatige havens(Mulberries). De Nederlandse sleepboot
‘Roode Zee’ ging hierbij verloren. Zij werd in de nacht van 24 april
1944 om 04.41 uur getorpedeerd door de Duitse schnellboot ‘S 100’.
De ‘Roode Zee’ werd getroffen in de bunkerruimte en ontplofte
onmiddellijk. De gehele bemanning kwam hierbij om het leven. De
operaties werden half mei afgerond, waarna de sleepboten naar Lee-on
Solent werden gedirigeerd, waar het commandocentrum voor de
sleepboten was gevestigd aan boord van de ‘Empress of Russia’ onder
leiding van de Amerikaanse sleepbootreder Ed Moran, tijdelijk
kapitein ter zee marine reserve. Na te zijn volgebunkerd en
geproviandeerd voor 4 maanden, moesten de sleepboten oefenen op de
Solent. Eind mei lagen er op de Solent ruim 100 sleepboten van drie
nationaliteiten, Amerikaanse, Engelse en Hollandse. Een andere grote
operatie was het leggen van brandstofleidingen over het Kanaal om de
voertuigen te voorzien van brandstof de zogenoemde operatie ‘Pluto’
(Pipeline under the ocean).
Op 3 juni 1944 kregen de gezagvoerders
een instructieboek met voor elk schip een taakomschrijving.
Daarnaast ontvingen de sleepbootkapiteins op 4 juni speciale
vaarorders. Zes kapiteins, onder wie Jan Kalkman, kregen naast deze
order nog eens speciale orders om onmiddellijk te vertrekken. Zij
zouden de eerste caissons tot voor de kust van Normandië gaan
slepen. Na het verslepen van diverse objecten naar de Normandische
kust, voerde de ‘Hudson’ nog talrijke opdrachten uit in geallieerde
dienst om op 16 oktober 1945 na een reis van 66 maanden weer af te
meren in de haven van Maassluis.
De volgende dag reeds zal de ‘Hudson’
weer uitvaren, via Vlissingen naar Southampton, om vandaar caissons
te verslepen om de gaten in de dijken bij West-Kapelle te dichten.
|
De N.V.Internationale Sleepdienst, een
van de firmanten van L.Smit & Co's Internationale Sleepdienst,
bestelde in 1938 een tweede motorzeesleepboot bij de Machinefabriek
en Scheepswerf van P.Smit Jr. N.V. in Rotterdam. Op dezelfde werf
stond toen de motorzeesleepboot ‘Thames’ op stapel. Het bouwcontract
werd op 04 mei 1938 ontvangen door de Internationale Sleepdienst
N.V. De bouwsom zou 295.000 gulden bedragen met een bedrag aan
eventuele extra,s van 4250 gulden. De uiteindelijke bouwkosten
zouden dus 299.250 gulden zijn.
De ‘Hudson’ was eigenlijk het
prototype van een later te bouwen grote serie motorzeesleepboten met
namen als ’Tyne’, ‘Witte Zee’, ‘Java Zee’, ‘Poolzee’, ‘Humber’ en de
in 1952 nog gebouwde Loire’. Gezagvoerder op de ‘Hudson’ was
kapitein B.C. Weltevreden, in de wandeling ‘Ome Ben’ genoemd. Er
waren veel families Weltevrede en Weltevreden in de Maassluise
sleepvaartwereld.
De lengte van de ‘Hudson’ zou 37.55
meter bedragen en haar breedte 7.40 m. Het schip moest worden
uitgerust met een tweetakt 5 cilinder dieselmotor van Burmeister &
Wain type 535-VF-62 van 600 pk bij 180 omwentelingen per minuut, het
schip zou daarmee een snelheid behalen van 11 mijl per uur.
Het ontwerp van de ‘Hudson’, de derde
sleepboot met deze naam voor de rederij, was van de hand van Ir. W.
van Beelen, toen nog in dienst van de sleepdienst, maar later
directeur bij J. & K. Smit te Kinderdijk, een werf die vele
sleepboten bouwden.
Bronnen:
Tekst Leen Bakker
Foto's uit het archief van:
Willem Pop en P. van der Linde
|